Als het beton droog is

Ondergronds spektakel in het Drents Museum

Nieuwe gebouwen worden vaak met de mooiste beloftes opgeleverd. Wat is er van die ambities geworden? Journalist Dewi Gigengack neemt een kijkje en praat met de gebruikers.

Aflevering 4: Drents Museum, Assen

Het Drents Museum moest veranderen van een verouderd pand in een flexibel, dienend gebouw. Is dat gelukt?

Ondergronds spektakel

De ingrijpende nieuwbouw van het Drents Museum is geen in het oog springend statement zoals de bekende ‘badkuip’ van het Stedelijk Museum in Amsterdam. De uitbreiding van het museum, dat is gevestigd in een voormalig kloostercomplex in het historische centrum van Assen, is zelfs nauwelijks direct merkbaar. Wat blijkt: het spektakel bevindt zich onder de grond.

Het oude koetshuis vormt de hoofdingang van het in 2011 opgeleverde vernieuwde museum. Wie niet goed oplet, zou zomaar de glazen strook aan de onderkant van dit gebouw missen. Tijdens de verbouwing is dit koetshuis in zijn geheel opgetild, verplaatst voor de werkzaamheden, en teruggeplaatst op een glazen verhoging.

Binnen blijkt waarom: een imposante trap leidt de bezoeker naar beneden. Het contrast met het 19de-eeuwse ‘omhulsel’ kan bijna niet groter: de trap is spierwit, de draaideur en lift zijn van chroom en glas. Fraai detail: aan een muur hangen nog steeds de voederrekken voor de paarden die hier ooit stonden.

Beneden komen we bij de garderobe en de museumshop, en bij de nieuwe tentoonstellingszaal van 1000 m2. Ook hier is alles wit. Een beveiliger vertelt dat de traptreden later zijn voorzien van donkere strips. “Vooral oudere mensen zagen door al dat wit geen diepte meer. Er is zelfs iemand van de trap gevallen.”

Een dienend gebouw

De zaal moest alle soorten exposities kunnen huisvesten, was de eis. De ruimte is flexibel in te delen door bijvoorbeeld ondergrondse stroompunten, rails voor de verlichting en verschillende nooduitgangen en vluchtroutes. “En we hebben een enorm goede klimaatinstallatie”, vertelt hoofd facilitaire zaken Johan Vos. “Kwetsbare objecten als de Dode Zee-rollen vragen om een bepaalde luchtvochtigheid, terwijl de schilderijen van Malevich die hier nu hangen, juist een droge lucht moeten hebben.”

De architect, Erick van Egeraat, wilde een ‘dienend’ gebouw dat de kunst tot zijn recht zou laten komen. Dat is goed gelukt, zeker bij de expositie over het figuratieve werk van de Russische kunstenaar Malevich. De heldere kleurvlakken steken mooi af tegen de witte wanden. Dat vindt ook een echtpaar uit Rotterdam: “Deze kunst past hier heel goed. Bovendien heb je niet het gevoel dat je in een kelder zit door al die ramen in het dak.”

Twee vriendinnen uit Assen vinden de expositieruimte ‘functioneel, maar niet móói’. Toch snappen ze de keuze van de architect wel. “Wij houden toch meer van de stijl van het oude gedeelte van het museum. Maar hetzelfde krijg je niet met nieuwbouw, dus dan kun je beter iets heel anders doen. Het is alleen wel érg wit.”

Dat wit is voor een deel beleving, zegt Johan Vos. “Tijdens een tentoonstelling over mummies zag de ruimte er heel anders uit en had je door de aankleding en de belichting het gevoel dat de muren zwart waren.”

Het dak van de nieuwe expositiezaal ligt op straatniveau en is een nieuwe publieke ruimte geworden: een tuin. De verschillende dakdelen zijn beplant en door de ramen krijgt de wandelaar door dit parkje een ‘sneak preview’ van de vertoning die beneden gaande is. Een binnentuin die zich op het ondergrondse niveau van de zaal bevindt, brengt een technisch mankementje aan het licht: vocht loopt langs de witte gevel en laat een groen spoor achter. “Het grondwater staat hier erg hoog”, legt Johan Vos uit. “De provincie, eigenaar van het gebouw, zoekt daarvoor nu een oplossing.”

De verbouwing heeft het museum ‘op de kaart gezet, vindt Vos. “Dankzij de nieuwe ruimte kunnen we blockbuster-tentoonstellingen naar Assen halen. Het museum is bekender geworden, waardoor het werkplezier ook is toegenomen. Mensen zijn echt trots dat ze hier werken.”