Op de campus van de Wageningen Universiteit staat een bijzonder gebouw: dat van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW). Hier worden planten, dieren, micro-organismen en ecosystemen onderzocht. Voor een instituut dat kennis van ecologie zo belangrijk vindt, is het niet meer dan logisch dat het gebouw duurzaam is. Het NIOO-KNAW ging daarin tot het uiterste.
Onderdeel van een gemeenschap
Het NIOO-KNAW is onderdeel van een gemeenschap: dat van de Wageningen Universiteit. De hele campus draait om onderwerpen als leefomgeving, mens en dier, gezonde voeding en klimaat. Het onderzoeksinstituut past daar goed tussen. De kantoren en laboratoria kijken uit over het groene terrein met onder meer kassen, vijvers en tuinen.
Nooit af
Om in de toekomst te kunnen inspelen op de behoeftes van de onderzoekers van het NIIO-KNAW, is het gebouw zo ontworpen dat het vrij ingedeeld kan worden. Dit is onder meer te danken aan grote boogconstructies van beton. Het gebouw heeft nog iets bijzonders: het is nooit af. Er wordt blijvend geëxperimenteerd en doorontwikkeld met het gebouw, bijvoorbeeld op het gebied van energieopwekking en materialen.
Geen vloerbedekking
Werken bij het Nederlands Instituut voor Ecologie betekent omringd zijn door de natuur. Niet alleen qua onderzoeksgebied, maar ook letterlijk: het gebouw staat in een groene omgeving. Er komt veel natuurlijk licht het gebouw binnen via de glazen gevels. Ventilatie gebeurt via de gevel. Het klimaat wordt beheerst door middel van betonkernactivering. In de zomer wordt de warmte uit het gebouw, de kassen en de zonnecollectoren op vierhonderd meter diepte in de aarde opgeslagen. In de winter wordt de koelte opgeslagen in het grondwater. Via het beton wordt het gebouw verwarmd of gekoeld. Hierdoor is er geen vloerbedekking nodig; de betonvloer is gepolijst. Door dit systeem wordt er 65 procent minder CO2 uitgestoten dan bij gewone verwarming en verkoeling.
Net als in een vliegtuig
Een van de uitgangspunten bij het ontwerp van het NIOO-KNAW is het cradle to cradle-principe. Anders gezegd: afval bestaat niet. Je gaat hier, net als in een vliegtuig, naar een vacuümtoilet. Grondstoffen als fosfaat uit je urine en uitwerpselen worden gescheiden en omgezet in biogas. Algen zuiveren het afvalwater en kunnen worden gebruikt als kunstmest.
Het dak van het gebouw staat vol planten om de biodiversiteit te stimuleren. De dakbegroeiing vangt regenwater op en is daarnaast isolatiemateriaal én laboratorium. Zo wordt gekeken hoe planten energie kunnen opwekken.
Groene kennis verspreiden
Voor wie een duurzaam gebouw wil, is het misschien logisch om ‘groene’ partijen te benaderen. NIOO-directeur Louise Vet dacht net even anders: zij wilde juist met reguliere architecten en aannemers werken, om de kennis over en ervaring met duurzaam bouwen te verspreiden.
Het gebouw zelf is door het prettige leefklimaat en de groene omgeving een fijne werkplek. De ‘ontmoetingspleintjes’, doorkijkjes en het dakterras zorgen ervoor dat de werknemers in contact zijn met elkaar en een sociale gemeenschap vormen.