Interview

Negen leefbare vragen aan Peter Blom (Triodos)

Hoe kijken duurzame koplopers uit het bedrijfsleven en de wetenschap tegen leefbaar wonen en werken? En waar halen zij hun inspiratie vandaan? Journalist Max Christern (NRC Handelsblad, The Optimist) zoekt ze voor deze rubriek op en legt ze negen ‘leefbare’ vragen voor. Deze keer: Peter Blom, directievoorzitter van Triodos Bank.

Peter Blom (1956) studeerde economie in Amsterdam. Hij werkt sinds de oprichting van Triodos in 1980 bij deze bank. In 1989 werd hij benoemd tot statutair directeur, sinds 1997 is hij directievoorzitter. Triodos werd in 2009 door de gerenommeerde Financial Times uitgeroepen tot ‘duurzaamste bank ter wereld’. Het hoofdkantoor van de bank, met vestigingen in het Verenigd Koninkrijk, België, Spanje en Duitsland, staat in Zeist.

Peter-Blom

Welke plek uit je jeugd herinner je als je favoriete plaats om te zijn?
“Ik ben opgegroeid in Leiden. Onze tuin kwam uit op de Trekvliet en ik vond het heerlijk om daar te rommelen met zelfgebouwde vlotten. In die tijd kwamen er nog veel platte schuiten door het kanaal, vol tomaten en andere groenten. We probeerden dan op onze vlotten achter die boten aan te varen, op de hekgolven van die schuiten. Ze waren op weg naar de veiling in Leiden. Het leuke was dat de reële economie toen nog heel zichtbaar was. Die groenten kwamen via de schepen aan land, werden verkocht aan de groenteboer en wij kochten ze weer van hem. Dat kon je je als kind heel goed voorstellen. Nu hebben heel veel kinderen geen idee waar hun tomaten en komkommers vandaan komen.”

Wat was het eerste kantoor waar je werkte en wat herinner je van die plek?
“Mijn eerste kantoor heb ik zelf in elkaar getimmerd. Ik werkte toen met een paar vrienden in ‘De Bast’, een boekwinkel met een restaurant en een natuurvoedingswinkel in één, in de Huidenstraat in Amsterdam. Op een gegeven moment was er een kantoortje nodig en dat hebben we toen zelf op de bovenste etage gemaakt. Het was een heerlijke plek, met open deuren naar de binnentuinen achter de grachtenpanden. Ik was er verantwoordelijk voor de geldstromen. Ik studeerde economie en deed dit ernaast. Boekhouden leerde ik mezelf. Omdat ik letterlijk met geldstromen te maken had, snapte ik het ook echt wat er in de boeken stond. Hoeveel komt er binnen? Hoeveel gaat er uit? Dat is heel nuttig. Eigenlijk zouden alle ondernemers en bankiers dat als onderdeel van hun opleiding moeten doen. Nu zijn die geldstromen minder zichtbaar, door het vele pinnen en de creditcards. Maar destijds ging ik met een dikke enveloppe met 30.000 gulden kasgeld naar de bank. Eigenlijk heel gevaarlijk, als je er nu over nadenkt.”

In welke mate geloof je dat een gebouw of kantoor van invloed kan zijn op de mensen die er werken?
“Daar ben ik honderd procent van overtuigd. Op kantoor ben je vaker dan thuis. Het is een soort tweede huid, het zit om je heen, het weerspiegelt wie je bent. Kantoor moet een plek zijn waar je graag zit. Je moet er geen huiskamer van maken want het is niet hetzelfde als thuis. Een goed kantoor is voor mij een samenspel van elementen: licht, ruimte, kunst, groen. In mijn eigen kantoor wil ik voelen: hier zit ik lekker! En dat heb ik bij Triodos. Ik kijk uit het raam en zie veel groen. Dat voelt op sommige dagen soms een beetje als vakantie zelfs. Verder ben ik geen overtuigd voorstander van het nieuwe werken met al die open ruimtes en niemand een eigen bureau. Als er veel interactie nodig is tussen collega’s, zie ik het nut er wel van in, kan het inspirerend zijn. Maar voor mezelf hecht ik erg aan een eigen plek, anders word ik te veel afgeleid en werk ik niet lekker.”

Waar moet voor jou een inspirerende werkplek minimaal aan voldoen?
“Er moet voldoende daglicht binnenkomen, de ramen moeten open kunnen. Ik vind een aantal kwalitatief goede dingen in je kantoor ook belangrijk. Geen posters maar echte kunst want dat inspireert mensen. Net als een bureau van echt hout. Dat geeft toch een ander gevoel. En je moet zorgen dat je niet alles volpropt. Ruimte is ook een groot goed op kantoor. Pas als dingen echt zijn, klopt het voor mij.”

Wat is voor jou een plek waar je het best kunt werken?
“Mijn eigen werkkamer hier bij Triodos en mijn werkkamer thuis. Bij mij is het ook zo dat ik eigenlijk altijd werk op een plek waar ik het beste werk. Een nieuwe omgeving vind ik niet fijn. Ik moet lang wennen op een nieuwe plek voordat ik echt productief ben. Ik hou dus ook niet echt van hotelkamers, die leiden me uiteindelijk vooral af en ik kan er daarom niet lekker werken.”

Als je nu een nieuwe draai aan je werkomgeving zou mogen geven, wat is dan het eerste dat je doet?
“Het liefst zou ik het nog iets minder hokkerig hebben in ons kantoor. Met meer ruimtes om te zitten voor een gesprek of overleg. We leggen nu de laatste hand aan het ontwerp van ons nieuwe kantoor dat naast het station Driebergen-Zeist komt te liggen. In 2018 moet het klaar zijn. Daar komt veel glas in, zodat er veel licht binnenvalt en er een nog betere binnen-buiten beleving zal zijn dan we hier nu hebben.”

Wat zijn buiten je eigen werk en kantoor voor jou gebouwen of leefomgevingen die je inspireren?
“Ik geloof erg in plekken waar je veel contact hebt met de buitenwereld. De oude pakhuizen in Amsterdam en Rotterdam vind ik prachtig. Het zijn plekken waar je de verbinding voelt met de buitenwereld. Ook het oude NMB-hoofdkantoor in Amsterdam Zuidoost vind ik nog steeds heel bijzonder. Het heeft een heel organische stijl, antroposofisch geïnspireerd.  Als ik daar doorheen liep, langs de schuine wanden en het water dat er stroomde langs de trappen, dacht ik: wat moet het heerlijk zijn om hier te werken. De Triodos-kantoren zijn ook hele fijne plekken. Die in het Engelse Bristol is een van mijn favoriete, vooral door het uitzicht over de stad, de heuvels daarachter en de rivier die je ziet stromen. Maar de meeste kantoren in ons land vind ik hopeloos. Je weet vrijwel nooit op welke verdieping je zit, er is nauwelijks intimiteit en authenticiteit. Ik vind dat er relatief weinig aandacht is voor de werkomgeving. Je kan er zoveel meer mee dan we nu vaak doen.”

Wat is jouw kijk op de beste plek voor onderwijs of zorg?
“Bij onderwijs en zorg moet je bij uitstek er op letten dat niet je niet bespaart op de omgevingsfactor. Juist daar moet je kwaliteit ervaren. Een school moet vooral geen kantoor lijken voor kinderen, lokalen moeten ook niet allemaal hetzelfde zijn. Het mag juist voelen als dicht bij thuis. Niet teveel voorgevormd, juist veel organische architectuur is een must in zorg en onderwijs. Daar moeten we nog veel zorgvuldiger mee omgaan. Het is vaak een wat grotere investering, maar echte kwaliteit levert uiteindelijk veel meer op.  Kijk dus niet alleen steeds naar de financiële business case maar durf te investeren in kwaliteit, want dat betaalt zich altijd terug.”

Wie (of wat) is jouw inspiratiebron op het vlak van duurzaamheid?
“Als het over duurzaamheid en gebouwen gaat, stel ik mezelf altijd drie vragen: Zit er een idee achter? Is het esthetisch? En is het sociaal? Toen we destijds hier in Zeist het kantoor bouwden waar ik nu werk, zeiden we: geen grote hallen met kleine kamers, dat werkt niet. En laten we alvast nadenken wat er na ons in dit gebouw gebeurt. Kunnen we er straks ook appartementen van maken? Als je zo denkt, ga je ook nadenken over materiaal en de manier van bouwen. George Bateson, een Britse antropoloog uit de vorige eeuw, geeft een mooi voorbeeld van integraal duurzaam denken. De ‘New College Hall’ van Cambridge werd in de 14e eeuw gebouwd. Na 600 jaar moest een aantal eiken balken die de dakconstructie dragen, vervangen worden. Toen bleek dat er met een vooruitziende blik destijds ook een eikenbos is aangelegd. De bomen die daar honderden jaren hadden gestaan, waren de meest perfecte ‘back-up’ die je je kan voorstellen. Dat is voor mij een heel mooi en inspirerend voorbeeld van duurzaamheid.”