Interview

Negen leefbare vragen aan Jan Rotmans

Hoe kijken duurzame koplopers uit het bedrijfsleven en de wetenschap aan tegen leefbaar wonen en werken? En waar halen zij hun inspiratie vandaan? Journalist Max Christern stelt ze negen vragen rondom leefbaarheid. In deze aflevering: Jan Rotmans.

Jan Rotmans is hoogleraar Transitiemanagement aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, al noemt hij zich liever ‘professor en progressor, friskijker en dwarsdenker, koploper en kantelaar’. Daarnaast deelt hij dagelijks met ruim 29.000 volgers op Twitter zijn visie op de wereld.

Jan Rotmans

Welke plek uit je jeugd herinner je als je favoriete plaats om te zijn?
“Ik woonde als kind in de Rotterdamse wijk Alexanderpolder en voor ons huis lag een voetbalveldje. Daar was ik altijd na school te vinden. Ik heb die liefde voor het voetbal meegekregen van mijn opa, een kleermaker en bokser uit Amsterdam. Ik ging als kleine jongen mee naar De Meer, het oude stadion. Prachtig, dat fascineerde me enorm. Nu nog steeds trouwens, want ik heb het huidige stadion van Ajax, de ArenA, helpen omtoveren in een duurzaam, klimaatneutraal voetbalstadion.”

“Ik heb de Amsterdam ArenA helpen omtoveren in een duurzaam, klimaatneutraal voetbalstadion.”

Wat was het eerste kantoor waar je werkte en wat herinner je van die plek?
“Ik heb wiskunde gestudeerd in Delft en ik wilde wat nuttigs doen met die studie. Ik zou stage gaan lopen bij Fokker, maar opeens kwam er een opdracht tussendoor in 1985 bij het RIVM voor een studie naar de smeltende ijskappen. Zo kwam ik in een kantoorgebouw in Leidschendam terecht waar ik op een kamertje kwam te zitten met twee andere stagiairs, recht tegenover de lift. Dat was een gezellig bende. Het was in de tijd dat er nog goed geluncht werd buiten de deur, vaak met een borrel erbij. We hebben er erg veel lol gehad en veel kattenkwaad uitgehaald, een soort verlenging van de studententijd. Maar daar zijn ook de eerste modellen ontwikkeld over klimaatverandering en die zijn de basis gaan vormen voor de modellen die nu nog gemaakt worden. Ik ben daar op gepromoveerd in 1990.”

In welke mate geloof je dat een gebouw of kantoor van invloed kan zijn op de mensen die er werken?
“Honderd procent. In Bilthoven ging ik bij het RIVM werken op een terrein met allemaal oude gebouwtjes in een bos. Een heerlijke omgeving waar we tussen het werk door met collega’s wandelden en ik van vogelaars les kreeg in wat daar vloog en in de bomen zat. Er stond nog een oud burgemeestershuis, met een open haard erin. Daar kwamen we samen en was het vaak heel gezellig. We waren daar met z’n allen echt een eenheid, ook vaak lekker anarchistisch, veel meer dan in die lange gangen en die bedompte kamertjes in Leidschendam.”

“Als ik naar mijn boekenkast kijk, dan zie ik de ontwikkeling die ik zelf heb doorgemaakt.”

Waar moet voor jou een inspirerende werkplek minimaal aan voldoen?
“Boeken! Ik heb op veel verschillende plekken gewerkt. Na het RIVM ging ik naar New York, naar de Verenigde Naties waar ik twee jaar heb gewerkt. Daarna kwam ik in Maastricht terecht, waar ik het International Centre for Integrated Studies heb opgericht en daarna naar de Erasmus Universiteit in Rotterdam waar ik DRIFT heb opgericht en Urgenda. Ik heb steeds een enorme hoeveelheid boeken met me mee gezeuld en als ik nu naar mijn boekenkast kijk, dan zie ik de ontwikkeling die ik zelf heb doorgemaakt. In het begin waren het vooral klimaatboeken, toen werd het breder en ging het over duurzame ontwikkeling en daarna werd het transitie. Dat is mijn kennisbibliotheek, mijn geheugen, dat wil ik graag om me heen hebben.”

Wat is voor jou een plek waar je het best kan werken?
“Ik werk graag thuis, maar het liefst dan ook echt alleen. Sinds kort heeft mijn vrouw ook kantoor aan huis en die wil dan gezellig een bakkie koffie doen. Maar dat vind ik niet echt prettig want ik ben altijd druk, heb haast, moet weg en voel me dan onder druk gezet. En ik zit soms in diepe gedachten en word dan gestoord. Dus ik ben nu op zoek naar een nieuwe plek. Ik ben een vrije denker, die hebben ruimte nodig. Ruimte, boeken en muziek. Niet klassiek, maar bijvoorbeeld Stef Bos — daar kan ik goed bij denken. En als ik me moet afreageren, gebruik ik The Stones of U2.”

Als je nu een nieuwe draai aan je werkomgeving zou mogen geven, wat is dan het eerste dat je doet?
“Ik ga weg van thuis, ik vind het lastig: het loopt zo makkelijk in elkaar over. Ik ben niet zo gezellig als ik heel geconcentreerd aan het denken ben. Dan moet je me even niet storen. Ik heb een appartement aan zee in Noordwijk, dat vind ik ook heerlijk. Eigenlijk zit ik daar het liefst, met uitzicht op zee.”

“Het Wereld Natuur Fonds-kantoor in Zeist is heel mooi: vloeiend en organisch, met weinig hoeken.”

Wat zijn buiten je eigen werk en kantoor voor jou gebouwen of leefomgevingen die je inspireren?
“Toen ik bij de VN werkte zat ik op de 25e verdieping van zo’n wolkenkrabber, midden op Manhattan: fantastisch! Hoog, in het centrum van de wereld. Ik hou wel van hoog zitten. In Nederland vind ik het kantoor van het Wereld Natuur Fonds in Zeist, dat Thomas Rau ontworpen heeft, heel mooi: vloeiend en organisch, weinig hoeken. Mijn favoriet in Rotterdam is het oude Verolme-gebouw, naast het CS: daar had je ook veel groen, open verbindingen, organisch, ovaalvormig. In zo’n gebouw voel ik me heel prettig.”

Wat is jouw kijk op de beste plek voor onderwijs of zorg?
“We hebben in Kralingen, het deel van Rotterdam waar ik woon, het Arboretum: een prachtige bomentuin en daar geven we vanuit de universiteit wel eens les. Dat is heel inspirerend. Dan gebeurt er ook iets met mensen: je zit buiten, in het groen. Of op het strand: daar geef ik ook wel eens transitielessen. In een strandtent. Voor onderwijs vind ik dat inspirerende omgevingen en ik denk dat dat ook voor de zorg geldt: in de buurt van bossen of aan zee.”

“In de buurt van bossen of aan zee: dat zijn inspirerende omgevingen voor onderwijs en zorg.”

Wie (of wat) is jouw inspiratiebron op het vlak van duurzaamheid?
“Dan denk ik het eerst aan Gro Harlem Brundtland, de voormalige Noorse premier en naamgever van het belangrijke VN-rapport over duurzaamheid in 1986. Ik kreeg ooit haar rapport met de mededeling van mijn baas: lees maar. Dat heeft me enorm geïnspireerd. Die baas was Kees Zoeteman, plaatsvervangend directeur-generaal milieubeheer onder minister De Boer. Hij zag als eerste en enige wat ik aan het doen was met mijn integrale klimaatmodel. Hij was de man achter ‘Zorgen voor Morgen’ en achter het eerste Nationale Milieubeleidsplan. Echt een visionair. Als je die rapporten terugleest, hebben we intussen trouwens bijna alle problemen opgelost, behalve klimaatverandering. De verzuring, de vermesting en het gros van de luchtverontreiniging hebben we opgelost, voor een belangrijk deel dankzij mensen zoals hij. Ik heb veel van hem geleerd. Hij zei me ook om mijn mond soms te houden. Het gaat niet om wat je zegt, maar wanneer je wat zegt. Het gaat om timing, dat is de basis voor succes.”