Wij hebben het nieuwe werken, het nieuwe rijden en het nieuwe eten. Bijna een eeuw geleden hadden ze het Nieuwe Bouwen. Toen vonden architecten ook al dat mensen zich goed moeten voelen in een gebouw. Leefbaarheid avant la lettre, zeg maar. Ook andere stromingen uit de vorige eeuw zijn verrassend actueel. Dit zijn vier klassieke pareltjes van leefbaarheid.
1. Eerste Openluchtschool voor het Gezonde Kind
Deze basisschool in Amsterdam is ontworpen door architecten Jan Duiker en Bernard Bijvoet. Zij hebben in hun ontwerp de principes ‘licht, lucht en ruimte’ van het Nieuwe Bouwen verwerkt. De school uit 1930 heeft een open structuur en is gericht op het zuiden. Klaslokalen hebben ramen die over de volledige breedte open kunnen. Er zijn buitenlokalen, want ook gezonde kinderen hebben baat bij lessen in de open lucht, was de gedachte. De school vormde een groot contrast met de donkere, muffe ruimtes en het slechte klimaat waarin kinderen in die tijd verbleven.
“Duiker en Bijvoet waren hun tijd vooruit met hun ontwerp voor een heel schoolgebouw op het gebied van openheid en ruimte voor licht en lucht.”
Dat buitenlucht en een gezond klimaat leerprestaties verbeteren, weten we inmiddels ook uit wetenschappelijk onderzoek. Daar houden scholen van nu ook rekening mee. Er zijn allerlei projecten om frisse lucht op school te bevorderen. Maar een heel schoolgebouw ontwerpen op basis van dat thema, daarmee waren Duiker en Bijvoet hun tijd ver vooruit.
2. Van Nellefabriek
Hij wilde het beste fabrieksgebouw van zijn tijd maken. Architect Leendert van der Vlugt ontwierp eind jaren twintig voor koffie-, thee- en tabaksfabrikant Van Nelle een baanbrekende fabriek die nog steeds inspireert als werkomgeving.
In de stijl van het Nieuwe Bouwen was de fabriek functioneel en ongekunsteld, maar heel modern. Door een nieuwe bouwconstructie was het mogelijk om grote glazen gevels te maken, waardoor arbeiders in het daglicht werkten. Er was goed sanitair en je kon er zelfs douchen – heel bijzonder voor een tijd waarin de meeste woningen nog geen stromend water hadden. In alles stond het comfort van de arbeider voorop. Zo waren de vloeren van de werkruimtes warm en stroef, en draaiden de ramen om een verticale as zodat ze het zicht niet belemmerden en niet gingen klapperen.
Een speels element is het theehuis op de bovenste etage. Dat heeft alleen maar ronde vormen – een statement tegen de functionalisten die organische vormen overbodig vonden.
De Van Nellefabriek, die in 1930 in gebruik werd genomen, is sinds 1983 een industrieel monument. Tegenwoordig wordt er nog steeds met veel plezier gewerkt: het is nu een bedrijfsverzamelgebouw waar meer dan tachtig bedrijven zijn gevestigd.
3. Het Schip
Stadswoningen waren begin vorige eeuw vaak kleine, benauwde ruimtes. Veel arbeiders leefden in overbevolkte krotten en in de grote steden had je echte sloppenwijken.
Architect Michel de Klerk had een revolutionaire kijk op volkshuisvesting. Hij ontwierp gebouwen die niet zakelijk en sober waren, maar spannend en uitbundig. Het arbeiderswoongebouw Het Schip in Amsterdam is daar het ultieme voorbeeld van.
“Het Schip is een statement voor de sociale woningbouw.”
Het Schip is in 1921 gebouwd in de stijl van de Amsterdamse School. Expressieve vormen en kleuren, het gebruik van versieringen en de speelse indelingen zijn belangrijke kenmerken van deze stroming. Dat zo’n mooi, vernieuwend pand werd gebouwd voor arme arbeiders, was opzienbarend.
Behalve dat arbeiders nu een woning hadden met meerdere kamers en een aparte keuken, hadden ze gas om op te koken (voor die tijd heel modern en luxe), en mooi vormgegeven ronde inbouwkasten (scheelde weer planken kopen en ophangen). Het Schip was een echt arbeiderspaleis en is ook wel ‘een statement voor de sociale woningbouw’ genoemd.
4. Centraal Beheergebouw
Ontmoeting, interactie, flexibiliteit en openheid: het zijn allemaal werkwaarden van deze tijd. Maar óók van architect Herman Hertzberger en zijn opdrachtgever verzekeraar Centraal Beheer. In de jaren zeventig van de vorige eeuw creëerde Hertzberger een gebouw dat de arbeidsverhoudingen en werksfeer radicaal veranderde.
Het hoofdkantoor van Centraal Beheer is structuralistisch en bestaat uit 56 gelijke kubussen met daar tussenin vides, trappen en bruggen. Elke kubus kon flexibel worden ingedeeld, waardoor het aanpasbaar was en kon meegaan met de veranderingen binnen het bedrijf.
Door de verschillende looproutes, is er veel gelegenheid voor informele ontmoetingen. De open structuur zorgt ervoor dat het gebouw de niet-hiërarchische werkcultuur goed mogelijk maakt. Ook werden mensen gestimuleerd zichzelf de werkplek ‘eigen te maken’.
In 2013 verliet de verzekeraar het pand. Tegenwoordig is het een ‘business campus’, waar bedrijven en onderwijs gehuisvest zijn.