Van leegstand naar halfvolstand

Je hebt leegstand en leegstand. Wat ze gemeen hebben is dat het huisvesting betreft die in onbruik is geraakt. Het verschil zit ‘m in de reden van de leegstand. Had de gebruiker redenen om te verhuizen of is de locatie gewoonweg niet geschikt meer voor het gewenste gebruiksdoel?

Recent werden twee fossielen van de kraakbeweging ontruimd. Ubica tegenover het Stadhuis in Utrecht. En het Slangenpand op de Spuistraat in Amsterdam. Wat ze gemeen hebben is dat het statige panden op a-locaties zijn die ondanks de slechte staat erg gewild zijn. Wat er ook gebeurt met deze panden, ze blijven een intrinsieke waarde hebben voor de plek waar ze staan. Na een periode van transcendentale bestemming lijkt iedere nieuwe functie een verbetering. De buurt knapt ervan op en de waarde van de locatie neemt toe. Dit is de eerste vorm van leegstand die je eigenlijk halfvolstand zou moeten noemen. Er liggen namelijk voldoende kansen.

De grootste uitdaging van vandaag is echter de leegstand van miljoenen vierkante meters kantoortreurnis, veelal gelegen op locaties die in onbruik zijn geraakt omdat ze disfunctioneel zijn. Ze vormen de erfenis van jarenlang ongebreideld ontwikkelen en bouwen zonder een gebruiksdoel voor ogen. Gemeenten werken weliswaar schoorvoetend mee aan eenvoudige herbestemming van leegstaande panden tot woning of hotel, maar wonen of verblijven op desolate bedrijventerreinen is niet echt een lonkend perspectief. Dit is de tweede vorm van leegstand, deze opgave lijkt muurvast te zitten.

Om de miljoenen vierkante meters hoogconjuntuurbeton langs de gemeentegrenzen opnieuw courant te maken is meer nodig dan kijken naar de individuele panden. Het hele gebied moet onder handen worden genomen. Pandeigenaren, ontwikkelaars en eindgebruikers van gebouwen moeten samenwerken om iets wezenlijks te bereiken. Niet de krakers maar de gebruikers moeten aan de wieg staan van een brede maatschappelijke beweging tegen de leegstand van kantoren, en voor de leefbaarheid van bedrijventerreinen nodig.