Omgeving

Is het ‘Woenurf’ ons nieuwste exportproduct?

In Nederland associëren we het woonerf, met de jaren tachtig, met verdwalen in een verkeersluw drempel-oerwoud en met plekken als Lelystad, Nieuwegein en Emmen. Te vinden in elke middelgrote stad die in de jaren tachtig een beetje aan uitbreiding heeft gedaan, staat het woonerf gelijk aan garageboxen, grauwe baksteen en schaamgroen. Niets bijzonders. Maar aan de andere kant van de oceaan is deze oer-Nederlandse uitvinding aan een geweldige opmars bezig. Men begint de leefbaarheidsvoordelen van de autoluwheid te zien. Is het woonerf is ons nieuwste exportproduct?

Een schets van hoe een ‘woenurf’ er in Ithaca (New York) uit moet komen te zien.

Een woonerf overzees

In Ithaca (een stad met zo’n 30.000 inwoners, gelegen in de staat New York) is een sprekend voorbeeld te vinden van hoe het Nederlandse woonerfconcept wordt omarmd. In een van de nieuwbouwwijken van de stad wordt momenteel aan een ‘woenurf‘ gewerkt. Voor veel Amerikanen is zo’n ‘woenurf’ – een straat waar fietsers, voetgangers, en auto’s de weg de weg delen, en doorgaans langzaam rijden – dan ook totaal nieuw, en een radicale omslag in het denken over openbare ruimte in de stad.

In Canada heeft het concept al eerder zijn intrede gedaan. Zo zijn steden als Montreal en Ottawa, hun eerste ‘woenurf’ naar Nederlands model aan het bouwen. En kijkend naar de plannen en de impressies die daar bij horen levert dit prettige, leefbare en kindvriendelijke buurten op. Zo gek zijn die woonerven dus eigenlijk helemaal niet.

Het is te hopen dat de trend zich uitbreid en dat meerdere steden serieus kijken naar de rol van de auto in buurten. Maar misschien moet ook Nederland het woonerf weer eens uit de mottenballen halen, en goed kijken wat de Amerikanen en Canadezen ervan hebben gemaakt.